KEER TOT MIJ TERUG
God als Andere: ‘Uiteindelijk is het goddelijk mysterie onbegrijpelijk en onuitspreekbaar’. p.29God als tochtgenoot die ons rechtop doet staan: ‘God komt, om met zijn rechterhand de mens uit de modder los te trekken’. p.30God als liefde: ‘De liefde is het diepste wezen van God’. p.30God als innerlijke kern: ‘Als wij slecht leven, kunnen we alleen maar door God worden gezien. Als we daarentegen goed leven, kunnen we zelf ook God zien’. p. 31God als Vader: ‘God is de uiterst goede Vader, het leven van alle leven, de Vader van de vaderlozen’. p. 31God als absolute Geest: ‘God zoekt eerst en vooral de mens die verloren is’. p.30God als onverwachte vriendschap: ‘De vader richt een feest aan voor zijn (teruggekeerde) zoon’. p. 32